Het valt me op dat ik meer en meer “afstand” neem van mijn lichaam. Vooral door een hoop medicatie ben ik pakken kilo’s bijgekomen. Ik heb nu een lichaam dat ik liefst zo weinig mogelijk zie in de spiegel of op foto. Het is niet meer wie ik ben. Vooral die afzichtelijke “hangbuik” vind ik zo verschrikkelijk!
Daarnaast pruttelt het meer en meer tegen: naast de aandoening moet ik nu eens 30 kilo meer meesleuren dan 3 jaar geleden. Doe het maar eens elke dag: stel je voor dat je een zak van 30 kilo aardappelen overal mee naartoe heult. Alles is ook lastig hierdoor: zelfs kousen en schoenen aandoen, is een uitdaging geworden en belemmert mijn ademhaling. Een mens zou van minder moe zijn.
Wanneer mensen me vragen hoe het met me gaat, spreek ik minder en minder over mij of mijn lichaam. Ik spreek meer en meer over “het lijf”. Het lijf alsof het niets met mij te maken heeft. Dan is het ook soms minder moeilijk om over te praten want het gaat niet over mij, maar over “het lijf”. Deze afstand zal waarschijnlijk ook een fase zijn in mijn rouwproces, meer en meer afscheid nemen van wat ik deed en kon naar een nutteloos lijf. En toch besef ik dat ik dit lijf zou moeten blijven koesteren want we zijn nog zo lang op elkaar aangewezen. Ik moet het ondanks de krakkemikkige staat zo goed als mogelijk verzorgen zodat ik de best mogelijke versie ervan heb.
Eten doe ik niet zo veel qua porties en ik probeer meestal heel gezond te eten. Maar misschien moet ik tussen de vermoeidheid door toch eens proberen een extra inspanning te doen om toch een paar kilo’s kwijt te raken want elke kilo is een mooie winst in het dagelijkse leven.
